De Nederlandse vrouw, volgens de Fransen……
Ik slenter wat door Pau. Het is een aangenaam stadje, met de boulevard des Pyrénées als hoogtepunt. Ik passeer een winkeltje waar damesaccessoires worden verkocht: hoeden, sjaals, paraplu’s, handschoentjes. En niet zo maar huis, tuin en keuken spul, maar echt mooi. De handschoentjes zijn te prachtig voor woorden. Dunne handschoentjes, met een brocante afbeelding.…. Franse elegantie in optima forma. Ik heb een praatje pot met de evenzo elegante dame in de winkel. Ik vertel haar dat ik onder indruk ben van haar spullen en dat ik dat zo typisch Frans vind. Ze glimlacht. ‘Waar kom je vandaan?’. Ik zeg haar dat ik uit Nederland kom. En dan trekt ze subtiel haar wenkbrauwen een beetje op. Ik kijk haar vragend en uitnodigend aan. ‘Tja’, zegt ze, ‘ik snap nooit zo goed waarom Nederlandse vrouwen zo weinig maken van haar uiterlijk. Jullie zijn mooi, hoor, begrijp met niet verkeerd; mooie blonde vrouwen met oneindig lange benen…’. Ahum, beiden slaan helaas niet op mij. Maar ik begrijp wat ze bedoelt. Zoals Sylvie, mijn docente Frans, mij een keer heeft uitgelegd: ‘bij een Nederlander kan je van achteren niet zien of het een man of een vrouw is’. Tja, zo wordt er door veel Fransen gekeken naar de Nederlandse vrouw. Is het Franse arrogantie? Toch is het vaak zo dat Nederlandse vrouwen vaak wijde en stoere kleding dragen, die alle vrouwelijke, ronde vormen goed weten te verbergen. Of dat lekkere, korte, pittige kapsel, makkelijk in onderhoud. De Nederlandse vrouw verkiest de sneaker, boven de gehakte schoen. De baggy zittende broek, boven het nauwaansluitende zijden jurkje. Dat zit toch veel lekkerder, en is ook veel praktischer op de fiets. Ik denk dat de Fransen best een beetje gelijk hebben.
Later zit ik op een bankje op de boulevard des Pyrénées. Terugdenkend aan het eerdere gesprek,bekijk ik de Franse vrouwen die hier voorbij lopen. En inderdaad: ze flaneren over de boulevard. Met hakjes aan zijn ze in staat om toch nog elegant te lopen over dat gruwelijke kiezelpad wat hier ligt. De haren zijn netjes gekapt, een sjaaltje, een mooie tas, het ziet er prachtig uit. Ik sta maar eens op en sjouw op mijn gympjes naar de auto. Ik rijd naar Le Troc, een soort Emmaus, maar dan kleiner. Mijn oog valt op een kaptafeltje. Laat ik die maar meenemen, dat past wel bij deze dag. En als ik deze nou eens prominent in mijn slaapkamer of badkamer zet, denk ik aan het gesprek van vandaag en word ik misschien vaker verleid om toch maar dat mooie jurkje aan te doen, met die charmante hakjes eronder.